Gezondheidskundige normen omvatten chemische stoffen en micro-organismen (zoals bacteriën). Bij het vaststellen van de gezondheidskundige norm wordt gekeken naar de concentratie van een stof waarbij de consument bij levenslange consumptie van drinkwater geen nadelige effecten op de gezondheid ondervindt. Voorbeelden van gezondheidskundige stoffen zijn: lood, koper, nitraat, nitriet en fluoride.
Arseen
Boor
Cadmium
Chroom
Fluoride
Kalium
Koper
Kwik
Lood
Natrium
Nitraat en Nitriet
Seleen
Arseen en arseenverbindingen komen wijdverspreid in de aardkorst voor. Arseen wordt gebruikt in de productie van legeringen voor transistors, halfgeleiders en lasers, maar ook in de productie van onder meer glas, textiel en papier.
Mijnbouwactiviteiten, het smelten van metalen en het verbranden van fossiele brandstoffen zijn de belangrijkste industriële processen die bijdragen aan de arseenverontreiniging van lucht, water en bodem. Ook via natuurlijke processen zoals oplossing vanuit mineralen en ertsen komt arseen in water terecht. In Nederland ligt de concentratie arseen in grondwater meestal aanzienlijk lager dan 10 μg/l.
De blootstelling van de mens aan arseen gebeurt in Nederland voornamelijk via voedsel. De totale dagelijkse inname van arseen (anorganisch en organisch) wordt geschat op 20-300 μg/dag, afhankelijk van het land en het type voedsel. Vis en vlees zijn de belangrijkste bronnen voor de inname van arseen via voedsel. De blootstelling via inademing van lucht is in het algemeen minder dan 1 μg voor niet-rokers. Voor rokers kan dit oplopen tot 10 μg/dag.
In principe zijn de arseenconcentraties in natuurlijke wateren en daarmee ook drinkwater, laag. Op sommige plaatsen in de wereld (in gebieden met verhoogde concentraties arseen) bevat drinkwater wel 100 μg/l.
Arseen kan effect hebben op verschillende orgaansystemen, waaronder de huid en de ademhalings-, hart- en vaat-, immuun-, zenuw- en voortplantingssystemen. Er heeft de laatste jaren wereldwijd veel discussie plaatsgevonden over de juiste richtlijnwaarde of norm voor arseen in drinkwater. Dit komt onder andere doordat in de epidemiologische studies naar blootstelling van mensen grote verschillen in blootstelling voorkwamen. Het vaststellen van de laagste arseenconcentratie waarbij een verhoogd kankerrisico kan optreden, is daarom moeilijk.
In 1993 heeft de WHO een voorlopige richtlijnwaarde van 10 μg/l vastgesteld. Zowel de EU als Nederland heeft deze waarde overgenomen. In Nederland is de gemiddelde concentratie arseen in drinkwater lager dan 5 μg/l. Arseen in grondwater kan goed worden verwijderd door beluchting/snelfiltratie.
De natuurlijke concentratie boor in grond- en oppervlaktewater is laag en voornamelijk afhankelijk van de geologische gesteldheid. De lozing van afvalwater draagt vaak bij aan de stijging van boorconcentraties in oppervlaktewater. De gemiddelde concentratie boor in oppervlaktewater in Europa bedraagt 0,6 mg/l.
Boor in grondwater is voornamelijk afkomstig van grondsoorten die boraat en/ of boorsilicaten bevatten. Het gemiddelde gehalte in Nederland bedraagt maximaal 0,6 mg/l (zandsteen). De hoogste boorwaarde in drinkwater die in ons land is gemeten bedraagt 0,3 mg/l.
Boor wordt veelvuldig toegepast voor allerlei doeleinden: in de glasindustrie, in wasmiddelen en zepen, brandvertragers, desinfecterende middelen, cosmetica, geneesmiddelen, bestrijdingsmiddelen, kunstmest en in nucleaire installaties. Boor komt van nature voor in gesteenten. De mens wordt het meest aan boor blootgesteld via voedsel. De geschatte totale blootstelling aan boor ligt wereldwijd tussen de 1,5 en 2,0 mg/dag.
Negatieve effecten van een hoge inname van boor kunnen zijn: huidaandoeningen, maagdarmstoornissen, effecten op het centraal zenuwstelsel en leververgroting. Daarnaast heeft boor waarschijnlijk ook een positief effect op het metabolisme van stoffen die een rol spelen bij de stofwisseling (calcium, magnesium, koper en nitraat).
Van nature voldoet het drinkwater in Nederland ruim aan de norm die in het Waterbesluit is opgenomen: 0,5 mg/l. Dat is ook de richtlijn die de WHO heeft vastgesteld.
Cadmium komt voor in diverse ertsen en fossiele brandstoffen. Emissies naar het milieu kunnen onder andere optreden bij het verwerken of verbranden van deze producten. Via afvalwater (bijvoorbeeld van de metaalindustrie) komt cadmium vervolgens in oppervlaktewater terecht.
Ook komt cadmium voor als verontreiniging van meststoffen. Toepassing van deze meststoffen leidt tot belasting van de bodem waarna het via uitspoeling het grondwater kan bereiken. Verontreiniging van drinkwater kan ook worden veroorzaakt door onzuiverheden van zink in gegalvaniseerde pijpen en soldeer (voornamelijk in de binnenhuisinstallaties).
De belangrijkste bron van blootstelling aan cadmium is voeding (circa 80%). De totale dagelijkse inname via de voeding wordt geschat op 10 tot 35 ìg per persoon. Het roken van sigaretten is een belangrijke bron van extra opname. De concentratie cadmium in de bodem varieert van 0,01 mg/kg tot 2 mg/kg. De concentratie cadmium in grond- en oppervlaktewater ligt in Nederland globaal tussen de 0,1 ìg/l en 0,7 ìg/l.
De risico's van cadmium voor de gezondheid zijn het grootst wanneer cadmium wordt ingeademd. Hierdoor kan longschade ontstaan. Hoge concentraties cadmium afkomstig uit voeding of het milieu kunnen leiden tot een belasting van de nieren en mogelijk ook het skelet.
In 1993 heeft de WHO de drinkwaterrichtlijn voor cadmium vastgesteld op 3 µg/l. De gemiddelde concentratie cadmium in het Nederlandse drinkwater is 0,25 µg/l en ligt daarmee ruim onder deze richtlijn.
Chroom komt voor in de lucht en in de bodem. Driewaardig chroom komt daar terecht door natuurlijke processen en menselijke activiteiten zoals de productie van staal, leer en textiel. De chemische, de leer- en textielindustrie, electroverven en andere chroomtoepassingen in de industrie leveren de belangrijkste bijdrage aan de toename van zeswaardig chroom in het milieu.
Blootstelling aan chroom kan op verschillende manieren: door inademen, via voedsel en drinken en door huidcontact met chroom.. Het chroomgehalte in de lucht en het water is laag. In drinkwater is het chroomgehalte doorgaans minimaal Chroom is een essentiële voedingsstof voor mensen en een tekort aan chroom kan hartkwalen, de verstoring van de stofwisseling en diabetes veroorzaken. Maar de opname van teveel chroom(III) kan ook gezondheidsproblemen veroorzaken, zoals huiduitslag.
Chroom(VI) is slecht voor de gezondheid. Mensen die roken hebben een grotere kans om blootgesteld te worden aan chroom(VI). Chroom (VI) kan het allergische reacties veroorzaken, zoals huiduitslag. Het inademen van chroom(VI) kan neusirritaties en neusbloedingen veroorzaken. Andere gezondheidsproblemen die door chroom(VI) veroorzaakt kunnen worden, zijn – maagproblemen, ademhalingsproblemen, een verzwakt immuunsysteem, nier- en leverschade, verandering van genetisch materiaal en longkanker.
De gemiddelde chroominname in Nederland wordt geschat op 100 µg per dag, met een range van 50-200 µg per dag. Voor de verschillende chroomverbindingen wordt voorlopig de WHO richtlijn van 50 µg/l gehandhaafd.
Fluoride komt in grond- en oppervlaktewater voor. Het gehalte in grondwater kan, afhankelijk van de samenstelling van de bodem, oplopen tot enige honderden microgrammen per liter. Fluoride in oppervlaktewater is afkomstig uit industrieel afvalwater. Fluoride wordt gebruikt bij de productie van aluminium, glasvezels, kunstmest, bakstenen, tegels en keramiek.
Fluoride is aanwezig in lucht, water en voedsel. Veel levensmiddelen bevatten op zijn minst sporen van fluoride. De totale dagelijkse inname wordt geschat tussen 1,4 en 6,0 mg.
Fluoride is een essentieel element en wordt snel in de darmen geabsorbeerd na opname via drinkwater. Een groot deel van de dagelijkse inname kan van drinkwater afkomstig zijn, vooral in gebieden waar fluor van nature in de bodem voorkomt. In lage concentraties (> 0,5 mg/l) staat fluor erom bekend tandbederf tegen te gaan. Hogere concentraties tussen 1,5 en 2 mg/l in drinkwater kunnen echter aanleiding geven tot tandfluorose: het tandglazuur vertoont dan witte plekken, of in ernstiger vorm bruine plekken. Bij een nog hogere orale inname kan ook fluorose in botten ontstaan.
Een drinkwaterrichtlijn van 1,5 mg fluoride per liter biedt volgens de WHO voldoende bescherming voor de gezondheid. De huidige norm van het Drinkwaterbesluit is daarom vastgesteld op 1,1 mg/l. De gemiddelde inname van fluor via drinkwater is 0,03 tot 0,68 mg per dag. Dit komt neer op minder dan 1 mg/l.
Kalium komt voor in groenten, fruit, aardappels, vlees, brood, melk en noten.
De concentraties kalium voorkomend in oppervlaktewater, grondwater en drinkwater hebben geen betekenis. Een toename van kalium in grondwater bij overmatig kunstmestgebruik kan voorkomen. Kalium fungeert dan ook niet alleen als indicator voor fecale verontreiniging van oppervlaktewater, maar ook als een indicator voor de verontreiniging van grondwater door bemesting.
Kalium speelt een belangrijke rol in de vochthuishouding in het menselijk lichaam en ondersteunt onze zenuwfuncties. Een teveel of een tekort aan kalium kan ontstaan bij bepaalde ziekten, zoals langdurige diarree. Er kunnen dan stoornissen in het lichaam optreden, bijvoorbeeld vermoeidheidsverschijnselen. Kalium komt voor in bijna alle voedingsmiddelen, dus bij een gevarieerde voeding zal een tekort niet voorkomen.
De nieren staan in voor het in stand houden van het evenwicht van een aantal stoffen in ons lichaam, waaronder kalium. Bij een toename van de kaliuminname zal de excretie via de nieren eveneens toenemen. Het teveel wordt normaal gesproken uitgescheiden met de urine.
Slecht werkende nieren kunnen een teken zijn van een ophoping van kalium.
In de nieuwe drinkwaterwet zijn geen normen en richtlijnen opgenomen.
Het kopergehalte in drinkwater wordt, evenals het loodgehalte, voornamelijk bepaald door koperen dienstleidingen en binneninstallaties. Slechts minieme natuurlijke concentraties koper komen in grond- en oppervlaktewater voor. Al naar gelang de stilstand van het water in de leiding, de zuurgraad van het water, de hardheid of totaal anorganisch koolstof gehalte of een combinatie van de voorstaande parameters kan meer of minder koper worden opgelost in water dat in aanraking komt met koperen leidingen.
Koper wordt voornamelijk ingenomen via voedsel en drinkwater. De gemiddelde dagelijkse inname van koper in Nederland bedraagt 1 tot 1,2 mg per dag. De bijdrage van drinkwater varieert sterk: van minder dan 0,1 tot 1 mg per dag. Voedsel waar veel koper in zit (10 tot 100 mg/kg) zijn bepaalde vleessoorten (varkensvlees, schapenvlees en kalfslever). Chocolade en producten waar chocolade in zijn verwerkt, thee en koffie bevatten eveneens meer dan 10 mg/kg koper.
Koper is niet ongezond. In kleine hoeveelheden is het een essentieel mineraal voor de mens De dagelijkse behoefte wordt geschat op 0,6 tot 1,6 mg. De werkelijke inname van koper bedraagt gemiddeld 0,5 tot 3,3 mg per dag. De snelheid van opname in het lichaam en uitscheiding bij volwassenen regelt zich al naar gelang de dagelijkse inname. Er zijn echter ook nadelige gezondheidseffecten aan de inname van koper verbonden. Bij concentraties hoger dan 3 mg/l kan irritatie van de spijsverteringorganen optreden. Bij kinderen kunnen koperconcentraties in de lever zeer hoog zijn, omdat de koperstofwisseling bij hen minder goed is ontwikkeld dan bij volwassenen.
In 1993 heeft de WHO een voorlopige aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) vastgesteld van 0,5 mg/kg lichaamsgewicht. Een bijdrage van drinkwater aan de totale inname van koper (lucht, voedsel en drinkwater) van 10% en een consumptie van 2 liter drinkwater per dag resulteert in een drinkwaterrichtlijn van 2 mg/l Deze richtlijn biedt volgens de WHO ook voor zuigelingen voldoende bescherming, omdat de inname van koper bij deze groep uit andere bronnen (lucht, voedsel) laag is. Bovendien blijken bij het optreden van levercirrose bij kinderen ook andere factoren een rol te spelen die nog nader moeten worden onderzocht.
Kwik is een metaal dat van nature in het milieu voorkomt als gevolg van de afbraak van mineralen in rotsen en de bodem en door wind- en watererosie. Het is te vinden in de vorm van metaal, kwikzouten of als organisch kwik Door de verbranding van fossiele brandstoffen, en de verbranding van vaste afvalstoffen neemt het gehalte kwik in de lucht toe.
Het metaal kwik werd in een aantal huishoudelijke apparaten, zoals barometers, thermometers en fluorescerende lampen gebruikt. Wanneer kwik vrijkomt, kan dit voor de mens schadelijke effecten hebben, zoals longirritatie, oogirritatie, huiduitslag, overgeven, diarree en beschadiging aan de zenuwen, hersenen en nieren. Mensen worden vooral via voedsel aan kwik blootgesteld. Kwik kan in het lichaam worden opgenomen via het eten van vis en vlees. Ook kan kwik via met kwikbevattende bestrijdingsmiddelen bespoten groenten en fruit in het menselijk lichaam terechtkomen. Het meest giftig zijn organische kwikverbindingen
De concentratie anorganisch kwik in oppervlaktewater en grondwater is gewoonlijk kleiner dan 0,5 µg/l. De gemiddelde dagelijkse opname varieert van 2-20 µg/dag per persoon. De berekende richtlijnwaarde voor totaal kwik, uitgaande van een toekenning voor drinkwater van 10% en een consumptie van drinkwater van 2 liter/dag, is 1,4 µg/l.
Lood kan in lage concentraties voorkomen in grond- en oppervlaktewater. Het overgrote deel van lood in drinkwater is echter afkomstig uit loden dienst- en binnenleidingen. Het drinkwater dat waterleidingbedrijven direct na de zuivering leveren, heeft doorgaans een loodconcentratie kleiner dan 1 µg/l. Van grote invloed op de uiteindelijke concentratie van lood in drinkwater bij de consument thuis is het materiaal van de waterleidingen naar en in de percelen van afnemers. Als er sprake is van aanvoer via loden aansluitleidingen en/of een loden binneninstallatie, dan is een loodconcentratie van 35 µg/l representatief voor het leidingwater bij de consument thuis, zo stelt de Gezondheidsraad in haar advies over lood in drinkwater (april 1997). De hoeveelheid opgelost lood in drinkwater uit leidingen hangt af van de zuurgraad, temperatuur, hardheid en de periode van stilstand van het water in loden leidingen. Dunea heeft de loden leidingen tot uw voordeur vervangen. Huiseigenaren zijn zelf verantwoordelijk voor het vervangen van loden drinkwaterleidingen in de woning.
Voeding, inclusief drinkwater, vormt de voornaamste bron van de totale loodinname. De bijdrage van het drinkwater aan de totale blootstelling aan lood, bedraagt bij een concentratie van 35 µg/l ; 60% en bij een concentratie van 10 µg/l 30%. Voor flesgevoede zuigelingen is de gemiddelde blootstelling aan lood per kilogram lichaamsgewicht hoger dan bij andere leden van de bevolking. Zij drinken in verhouding tot hun kleine lichaampje heel veel. Als dat poedermelk is die wordt aangemaakt met water uit loden waterleidingen, krijgt de baby met de melk ook veel water en daardoor te veel lood binnen. De Gezondheidsraad adviseert bij aanwezigheid van loden waterleidingen bronwater te gebruiken voor de bereiding van flesvoeding in plaats van kraanwater. Koperen waterleidingen leveren geen risico op.
Een te hoge opname van lood in het lichaam heeft vooral een toxisch effect op nieren, bloed en centraal zenuwstelsel. Bij concentraties tussen 10 en 30 µg per 100 ml in bloed kunnen de eerste neurologische effecten worden gemeten. Dit uit zich in afwijkingen in cognitieve vaardigheden en intelligentie.
De WHO stelt een norm voor van 10 µg/l op basis van een voorlopige maximale dosis van 25 µg/kg lichaamsgewicht per week. Bij het vaststellen van de drinkwaternorm is de WHO uitgegaan van een zuigeling van 5 kg die de helft van de dagelijkse portie lood binnenkrijgt via flesvoeding die is aangemaakt met 0,75 liter water. Deze zuigeling zou via de flesvoeding maximaal aan 25 µg/kg lichaamsgewicht per week mogen blootstaan, waaruit volgt dat het drinkwater ongeveer 10 µg/l mag bevatten. Nederland heeft in het Drinkwaterbesluit als norm 5 µg/l lood opgenomen.
Meer over lood en gezondheid vindt u bij uw GGD
Natrium (zout) in drinkwater kan afkomstig zijn van verontreiniging van het oppervlaktewater door zoutlozingen en afvalwater, de aanwezigheid van zout water in de grond en het gebruik van chemicaliën bij de zuivering (bijvoorbeeld bij het desinfecteren of bij centrale ontharding met natronloog).
Natrium is in talloze producten verwerkt. De totale zoutopname hangt sterk samen met de samenstelling van de voeding. De bijdrage van drinkwater aan de totale inname van natrium is in het algemeen gering.
Een hoge zoutopname kan een factor zijn bij het ontstaan van hoge bloeddruk. Hoewel bekend is dat een hoge totale zoutopname nadelige effecten kan hebben voor de gezondheid is het moeilijk om een direct nadelig effect van de zoutopname via drinkwater aan te tonen (bij de huidig voorkomende concentraties). De bijdrage van drinkwater aan de totale opname van natrium blijft bij een concentratie van 150 mg/l beperkt, ook voor flesgevoede zuigelingen en mensen met een licht tot matig natrium-beperkt dieet.
De WHO heeft geen gezondheidskundige richtlijnwaarde voor natrium gegeven. In het Drinkwaterbesluit is voor natrium een normwaarde opgenomen van 150 mg/l. Een waarde van 200 mg/1 of hoger kan aanleiding geven tot klachten van consumenten in verband met de smaak.
Nikkel neemt een vierde plaats in op de ranglijst van meest gebruikte materialen. Het wordt toegepast in veel producten, bijvoorbeeld roestvrij staal, batterijen, chemicaliën en verchroomde kranen. De blootstelling aan nikkel via de lucht vindt plaats door de uitstoot van nikkel door industrieën. In voeding is nikkel een essentieel mineraal. Het gehalte schommelt tussen 0,01 tot 0,1 mg/kg. Er is echter een grote variatie. In onder andere chocola, sojabonen en noten kan de concentratie nikkel groter zijn dan 1 mg/kg. De gemiddelde dagelijkse inname wordt geschat op 220 tot 230 μg/l per dag. De bijdrage van drinkwater aan de totale inname is relatief gering. De WHO gaat bij het vaststellen van de richtlijn uit van een aandeel in drinkwater van 10%.
Mensen kunnen worden blootgesteld aan nikkel via lucht, voedsel en water. In kleine hoeveelheden is nikkel essentieel voor het menselijk lichaam, maar teveel opname kan schadelijk zijn. Ingeademd nikkel kan kanker veroorzaken. Als nikkel via water of voedsel wordt ingenomen is het relatief weinig giftig. Acute nikkelvergiftigingen komen weinig voor en alleen bij zeer hoge doses nikkel.
Bij de vaststelling van de norm voor drinkwater is de WHO uitgegaan van een bijdrage van drinkwater van 10% aan de totale blootstelling aan nikkel (via lucht, voedsel en water). Dit heeft geresulteerd in een voorlopige richtlijnwaarde van 20 μg/l.
Nitraat in grondwater is voor het belangrijkste deel afkomstig uit mest. De intensiteit van bemesting en de samenstelling van de bodem bepalen in sterke mate het nitraatgehalte in het grondwater. Vooral de zandgronden, waar het grondwater niet wordt beschermd door een relatief slecht doorlatende klei- of veenlaag, laten nitraat gemakkelijk doorsijpelen. In ons land kan het nitraatgehalte in grondwater dat gebruikt wordt voor de bereiding van drinkwater, variëren van enkele mg/l tot 60 mg/l. Ook in oppervlaktewater kan nitraat voorkomen door het lozen van huishoudelijk afvalwater en uitspoeling van nitraat in de bodem naar oppervlaktewater. De nitraatconcentraties in oppervlaktewater zijn over het algemeen echter veel lager dan die in grondwater. Globaal gesproken variëren deze van 3 tot 5 mg/l.
De belangrijkste bronnen voor nitraat zijn bladgroenten en drinkwater. In ons land levert drinkwater voor volwassenen een beperkte bijdrage aan de totale nitraatopname. Dit is gemiddeld naar schatting 4%. Voor flesgevoede zuigelingen ligt dat anders. Voor hen is drinkwater de enige bron van de totale nitraatopname.
Nitraat is op zichzelf vrij onschuldig. De gezondheidskundige betekenis van nitraat in drinkwater en voeding (vooral bladgroenten) wordt bepaald doordat onder normale omstandigheden bij volwassenen circa 5% van de totale hoeveelheid opgenomen nitraat in de speekselklieren wordt omgezet in het giftige nitriet. Als nitriet in de bloedbaan terechtkomt, veroorzaakt het een ontregeling van het zuurstoftransport in het lichaam. Nitriet belemmert namelijk de opname van zuurstof. Het gevolg hiervan kan in extreme gevallen blauwzucht zijn: een blauwe gelaatskleur met hersenletsel of verstikking als resultaat.
Blauwzucht (methemoglobinemie of cyanose) kan vooral bij zuigelingen voorkomen die flesvoeding krijgen. Bij deze risicogroep is er sprake van een hoge zuurgraad in de maag, waardoor nitraat sneller in nitriet wordt omgezet. Het omzettingspercentage bedraagt bij zuigelingen 20% in plaats van 5% bij gezonde volwassenen. Bij de vaststelling van de norm is rekening gehouden met deze risicogroep.
De Nederlandse Gezondheidsraad heeft geconcludeerd dat blauwzucht bij flesgevoede zuigelingen waarschijnlijk alleen optreedt bij zuigelingen met maagdarminfecties met nitraatreducerende bacteriën. Bij deze groep wordt nitraat nog sneller omgezet in nitriet en is er ook sprake van een verhoogde nitraatsynthese in het lichaam. Vanwege de goede hygiënische omstandigheden in ons land treedt dit type infectie volgens het RIVM nog zelden op.
De WHO heeft voor nitraat een normwaarde van 50 mg/l drinkwater gesteld. Voor nitriet is in het Drinkwaterbesluit een norm aangehouden van 0,1 mg/l die voldoende bescherming biedt tegen zowel acute effecten als effecten op lange termijn. Bij een normale bedrijfsvoering komt nitriet niet in drinkwater voor.
Seleen is een voor de gezondheid essentieel sporenelement. Het komt van nature veel in het milieu voor. Mensen komen op verschillende manieren in contact met seleen: via voedsel, water, aarde of lucht. We krijgen seleen vooral binnen via het voedsel, omdat het van nature in granen en vlees zit .
Ons voedsel bevat normaliter genoeg seleen om ziektes die door een seleengebrek veroorzaakt worden te voorkomen. Voor een goede gezondheid is het nodig om dagelijks een bepaalde hoeveelheid seleen binnen te krijgen. Als de opname van seleen te hoog is, treden er meestal gezondheidsproblemen op, bijvoorbeeld irritatie van de ogen.
Mensen die in de buurt van afvalplaatsen wonen, kunnen via de lucht en de grond, maar ook door eten van voedsel verbouwd op dergelijke grond aan hogere concentraties seleen blootgesteld worden. Seleen afkomstig van afvalplaatsen en de landbouw kan uiteindelijk in het grond- of oppervlaktewater terechtkomen. Mensen die werken in de metaalindustrie, seleenterugwinnende industrie en verfindustrie worden vaak blootgesteld aan hogere gehaltes seleen. Door inademing van seleen kan er vocht in de longen komen en/of bronchitis ontstaan. Seleen komt in de lucht terecht via de verbranding van kool en olie.
De normwaarde voor seleen in drinkwater is vastgesteld op 20 µg/l Se.