Dynamiek in het duin

Langs de Nederlandse kust zijn tientallen kerven aangebracht, waaronder bij Dunea. Gaten in de eerste duinenrij klinkt risicovol, maar ze versterken de bescherming van ons land én bevorderen de biodiversiteit. Hoe is dit plan ontstaan en hoe beheert Dunea deze dynamische duinen?

Kerven, ook wel sleuven genoemd, zorgen voor een belangrijk natuurlijk proces: verstuiving van het duinzand. In 2015 zijn er in Meijendel vijf smalle inkepingen in de eerste duinenrij aangebracht, waardoor het kalkrijke zand weer een kans krijgt om het duingebied te overstuiven. Gijs ten Napel is duinbeheerder bij Dunea en was nauw betrokken bij dit proces: “Voorheen kon het zand vanaf het strand moeilijk een weg vinden landinwaarts. Door jarenlange vastlegging met helm is een hoge duinenrij op het strand ontstaan, de zeereep. Door deze stevige kustduinen wordt de aanvoer van het kalkrijke zand tegengehouden en ontkalken de duinen achter de zeereep.”  

Het aanbrengen van kerven in de buitenste duinenrij stimuleert landschappelijke en natuurlijke processen, en helpt ook de kustveiligheid te behouden. Ten Napel legt uit: “Het zand op het strand bevat veel kalk en dit is een belangrijk element om de vegetatie in de duinen op orde te houden. Duingraslanden gedijen goed bij meer kalk in de bodem. Het klinkt natuurlijk risicovol om ‘gaten’ te maken in de ‘dijken’ van het land, maar door de kerven in de dynamische zeereep waait het zand de achterliggende duinen in, waardoor deze in volume groeien. Dit helpt om de duinen mee te laten groeien met de zeespiegelstijging.” 

Compensatiemaatregelen 

Tijdens de aanleg van de Tweede Maasvlakte werd Dunea benaderd door de Provincie Zuid-Holland. Door de vergroting van vervuilende uitstoot van industrie en verkeer, moesten er compensatiemaatregelen getroffen worden, om tegenover een verslechtering een verbetering te zetten. De natuurgebieden benedenwinds, waaronder Meijendel, kwamen in aanmerking voor één van deze maatregelen. Bij de planvorming en uitwerking van de pilot werd ook Gijs betrokken: “In overeenstemming met de provincie en samen met kustbeheerder het Hoogheemraadschap van Rijnland en geomorfoloog Bas Arens is een plan van aanpak opgesteld.”  
In september 2014 begon Dunea met het aanbrengen van de kerven, maar dit liep niet geheel volgens plan: “In het gebied waren nog explosieven aanwezig, waardoor het onveilig was om de werkzaamheden te vervolgen. Een jaar later waren alle explosieven opgeruimd en kon het project worden hervat,” vertelt Gijs. 

Positieve impact

Na de aanleg van de vijf sleuven mocht de natuur zijn werk gaan doen. Gijs: “Er zijn nu talrijke insecten, vogels en reptielen die profiteren van de blootlegging van het kalkrijke zand. In het duingrasland komen de zandkorrels met kalk terecht. Deze zorgen voor verschraling en buffering van de beschikbaarheid van fosfaten, waardoor bloemrijke planten meer kans krijgen dan grassen. Voorheen waren de zeeraket en blauwe zeedistel sporadisch op het strand te vinden, maar sinds de kerven zijn ze daar en in de buitenduinen teruggekeerd. Deze plantensoorten houden van een dynamische omgeving, zijn bestand tegen de zoute zeewind en vinden het niet erg om overstoven te raken. Er ontstaat een fantastisch mooie biodiversiteit waar bijen, hommels en andere insecten baat bij hebben.”

Blik op de toekomst

Momenteel onderzoekt Dunea of het haalbaar is om in de toekomst op meerdere plekken de dynamiek in de zeereep te vergroten. Jasper Wester is asset engineer natuur bij Dunea en doet hier onderzoek naar: “Herstel van natuurlijke ecologische processen is één van de Europese Natura2000-instandhoudingsdoelen, die in 2023 bereikt moeten zijn. Het verbeteren van de dynamiek in de zeereep is daarbij een belangrijke maatregel. Samen met collega’s en externe deskundigen onderzoeken we of er nog nieuwe kerven en/of stuifkuilen aangelegd kunnen worden. We kijken welke plekken het beste resultaat opleveren en wat de kwaliteitsverbeteringen kunnen zijn. Op die manier werken we toe naar een veilige maar meer gekerfde en dynamische zeereep en meer biodiversiteit in het achterland.”

Contactpersoon: Peter Spierenburg